Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen ik [dit] overlegde, ziet, er kwam [22]een geitenbok [23]van het westen [24]over den gansen aardbodem, en [25]roerde de aarde niet aan; en die bok had [26]een aanzienlijken hoorn [27]tussen zijn ogen. 22. Hebreeuws, een bok der geiten; dat is, een jonge bok. Hierdoor wordt beduid het rijk der Grieken of Macedoniers, onder vs.21, welker generaal was Alexander de Grote, die nog maar een en twintig jaren oud was toen hij Darius den koning der Perzen heeft aangetast; het rijk van Macedonie was ook nergens naar in grootheid, sterkte en vermogen, met het Perzische rijk te vergelijken. 23. Dat is, uit Griekenland, liggende westwaarts van Azie. 24. Dat is, hij nam gans Azie in, alsook dat ganse land waar Daniel was, toen hij dit gezicht had. Aldus plegen de heilige schrijvers te spreken van het land waarin zij zijn, of in hetwelk geschiedt hetgeen zij verhalen. Alzo Mark.15:33, en elders. 25. Dat is, hij kwam met zijn leger zo snellijk aan, alsof hij gevlogen had, alsof hij de aarde met zijne voeten niet had aangeroerd. Hij heeft in zes jaren tijds onder zijne heerschappij gebracht, Illyrie, Tracie, geheel Griekenland, de Perzen, Meden, Babyloniers, Egyptenaars, Tyriers en vele andere volken, te lang hier te verhalen. 26. Hebreeuws, een hoorn des gezichts; dat is een grote hoorn, die licht te zien was. Dit was Alexander de Grote, die der Grieken veldoverste was. Hij wordt vs.8 genoemd een grote hoorn. Hij heeft zo grote victorien bevochten, als ooit een koning gedaan heeft. Hij is het, die eerst de monarchie der Grieken gesticht heeft. 27. Niet boven op het hoofd, gelijk andere bokken, maar tussen zijne ogen, gelijk de eenhoorn, om meerder geweld te kunnen doen en om te gewisser te kunnen treffen waar hij op mikte.